donderdag 4 februari 2010

Jip en Janneke in een boze wereld

Sjors was bij lange na niet de grootste van de klas. Maar hij had het wel voor het zeggen. De meeste kinderen waren een beetje bang voor hem. Ze waren eigenlijk allemaal heel erg voor Sjors of heel erg tegen. Maar van die laatste categorie waren er niet zo veel. De meesten vonden hen maar rotjongens.

Jip wilde graag Sjors’ vriendje zijn. Maar hij was wel een beetje bang voor de rotjongens. Want die probeerden niet alleen Sjors te pesten, maar iedereen die al te duidelijk op zijn hand was.

Eén keer hadden de rotjongens Sjors’ mooiste bouwwerk in de bouwhoek omgegooid. Dat hadden ze geweten. Sjors had een groot rechtvaardigheidsgevoel, vond hij zelf, en hij had hen gruwelijk teruggepakt. Hij was dan wel niet zo groot, maar hij was behoorlijk gehaaid. Hij had het beste speelgoed en hij probeerde al zijn vriendjes te mobiliseren om de rotjongens een hak te zetten. En hij wist dat de allergrootste jongens zich er toch niet mee zouden bemoeien. De ene was zo groot dat hij zijn vadsige lijf nauwelijks onder controle had. En de andere had zoveel geld aan Sjors geleend dat hij zijn mond wel zou houden. Anders zag hij zijn centen misschien nooit meer terug.

Jip wist zich geen raad. Als hij met Sjors meedeed, zou hij misschien klappen beuren. Zelf stond hij ook wel graag met zijn vingertje omhoog om misstanden te veroordelen, maar als het er op aan kwam, was hij niet zo’n held. En bovendien: wat zou Janneke er van vinden. Zij hield niet zo van vechten en Jip was heel erg op Janneke.

Hij had een heel diplomatiek antwoord bedacht, vond hij zelf. Maar nu, achteraf, was Janneke toch boos. Hij had dapper moeten zijn en tegen Sjors moeten zeggen dat hij niet meedeed, vond ze. Ze had makkelijk praten. “Met de kennis van nu …” begon Jip zijn genuanceerde verklaring om alles uit te leggen. En nu was ze helemaal woedend. Hij moest plechtig beloven dat hij het nooit meer zou doen. En dat vond Jip best moeilijk.

Geen opmerkingen: