Heel, heel lang geleden, toen de wereld nog groot en onontgonnen was, gingen Dik Huubke, die toen nog lang niet zo dik was, en Little Marc, toen nog verrassend groot, voor het eerst samen op vakantie. Liften vonden ze een beetje link, maar met de door moeder zelf genaaide rugzakken, durfden ze wel een treinreis aan. Ze gingen naar Wales en voelden zich echte hippies op wereldreis. Eerst naar Vlissingen, dan met de boot naar Sheerness, en dan weer per trein naar Londen. Liverpool Station was een openbaring. Daar stopten de taxi’s op het perron, maar Little Marc en Dik Huubke namen er de bus naar een camping in London Hackney waar ze hun eerste avonturen beleefden.
Na een paar dagen London togen ze met hun Britrail Pass opnieuw naar het station. Met een wonderlijk snelle en gloednieuwe trein stoven ze westwaarts. Ze passeerden de doorgeroeste industrieel-archeologische velden rond Birmingham en bereikten al vroeg in de middag Shrewsbury. Daar stond het boemeltje klaar dat hen naar hun eindbestemming zou brengen: Llandovery, een onbeduidend marktplaatsje in het hartje van Wales, want dat had Dik Huubke wel een aardige omgeving geleken voor een stevige wandelvakantie.
De trein stond stil en bleef stilstaan. Onverstoorbare Engelsen zaten in alle rust de krant te lezen, maar toen de vertraging al bijna anderhalf uur was, kon Little Marc zich niet meer inhouden. In zijn beste Engels vroeg hij waarom de trein niet vertrok. Waarschijnlijk was de locomotief defect, kreeg hij te horen. Dat gebeurde bijna elke dag. Gewoon even wachten, dan kwam er vanzelf een reservelocomotief.
De middag was al lang voorbij toen de trein schokkend op gang kwam. Er kwam een conducteur langs om te vragen waar iedereen naar toe moest. Dan hoefde de trein op de overige stations niet te stoppen. Tenzij er iemand met een rode vlag stond te zwaaien natuurlijk, want dan waren er nieuwe passagiers. En afremmen moesten ze natuurlijk ook, dan konden ze uit de rijdende trein de post afgeven aan de stationsbeambte ter plaatse.
Het duurde en duurde maar. Het spoor meanderde in slakkengang door een steeds schemeriger landschap. Een aardige jongen uit dezelfde coupé vertelde dat hij ook op weg was naar Llandovery. Vrienden zouden hem ophalen bij de pub naast het station. Ze hadden een boerderijtje in de buurt. Waarschijnlijk konden Little Marc en Dik Huubke daar ook wel overnachten, want om in het donker naar de camping te gaan zoeken met een zware rugzak achterop, leek hem niet zo’n goed idee.
In de pub zaten oude mannetjes, die nauwelijks Engels bleken te praten. Ze meenden dat Little Marc en Dik Huubke uit Londen kwamen, want ze hadden zo’n merkwaardig accent. Zelf waren ze ook wel eens met de trein meegeweest. Naar Llandriddod Wells. Maar dat deden ze niet meer sinds de stoomtreinen waren opgedoekt. Die dieseltreinen waren niets waard. En toen bestelden ze weer een pint bier, die de barman uit grote kannen schonk die al een tijdje klaarstonden om het edele vocht op kamertemperatuur te krijgen. Dik Huubke en Little Marc hadden het reuze naar de zin al vonden ze het bier niet zo lekker en waren ze een beetje bang voor de ruwe bolsters. Vooral toen de plaatselijke rugbyclub binnenkwam. Een reus van een kerel kon in één slok een pint achterover slaan. Een ander demonstreerde hoe hij met zijn hoofd de zware steunblak rond de bar kon breken. Maar al gauw arriveerden de vrienden van de aardige reisgenoot: twee stoere jongens in spijkerpakken met baarden en een roodharige jonge vrouw met een wijde rok van India-katoen. Ja hoor. Ze konden wel mee. Het was alleen een beetje krap in hun gammele Eend-bestel.
Naast het rose boerderijtje aan een klein stuwmeer stond een oude vervallen molen. Er werd thee gezet en één van de jongens bouwde een enorme joint. Ze hadden hier vorig jaar een kleinschalig landbouwbedrijfje opgezet. Een paar schapen. Een geit. Kippen. Een macrobiologische moestuin. Daar hadden ze een cursus voor gevolgd. In Nederland. Of Dik Huubke en Little Marc wel eens gehoord hadden van het plaatsje Boxtel. Daar was een milieu-educatiecentrum waar ze de kneepjes van de ecologische lifestyle hadden geleerd. Ze waren nu bijna volledig selfsupporting.
Toen Little Marc en Dik Huubke een paar uur later op de graanzolder hun slaapzakken uitrolden, konden ze maar aan één ding denken: wat is de wereld toch klein.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten