donderdag 16 april 2009

Limericks in Liempde

Van onze verslaggever ter plaatse: Little Marc.

Ieder jaar als ik met die dikke vetlap naar de Liempdse Boerenmert ga, is het hetzelfde. Het begint bij de ingang. Entree € 2,50. Maar dat is tevens een lot. De hoofdprijs: een half varken. Als hij het kaartje in ontvangst neemt, schiet het hem weer te binnen. Volgens hem is het een gedicht van Kees Tip of Kaye Stip, daar wil ik af wezen, want ik hoor het verschil niet. En omdat ik het al vijfentwintig jaar achter elkaar heb moeten aanhoren, ken ik het uit mijn hoofd.

Een zwijn dat in een grabbelton,
Een ham en zeven worsten won,
Waarna de luidsprekers hem vroegen,
Zich bij de uitgang te vervoegen,
Vervoegde zich daar heel verfijnd
En sprak: ik zwijn, ik heb gezwijnd.

Leuk hè, als je het nog niet kent.

Maar ik ken het dus al lang en dan begint het gezever. Onderweg heeft hij het nog over spekstruif, snert, broodjes worst, bier en de lol die hij vroeger kon maken met Piet en Martien Grilis. Maar eenmaal op de markt, begint hij me aan de kop te zeuren over “light verse”. Dat hij limericks wil gaan schrijven. Dat dat misschien wel de manier is om de crisistijd door te komen. Dat er behoefte is aan humor, omdat de mensen wel eens iets te lachen willen hebben. En ieder jaar is hij weer vergeten dat ik zijn limerick over Liempde al jaren ken.

Een zaaduienteler uit Liempde,
Die nog nooit eens een vrouwtje doorpriemde,
Die liep het gevaar,
Ook al klinkt het wat raar,
Dat zijn zaad in zijn zakkie ontkiemde.

Nou, ik vind hem flauw. En volgens mij kan ie beter. De topper onder de Nederlandstalige limericks is zonder meer deze:

Een zekere Achmad uit Bagdad,
Zat plat met zijn gat op een badmat,
Zo las hij het dagblad,
En iedereen zag dat.
’t Is raar maar in Bagdad daar mag dat.

Wie hem bedacht heeft, weet ik niet, maar het is klasse. Beetje pikant, maar geen ordinair gedoe zoals in de tweede regel van de Liempdse limerick. Achmad stelt de norm. Daar kan Huubkes rijm niet bij in de schaduw staan. OK, de zaaduienteler uit regel 1 en het zakkie in regel 5 matchen aardig, maar dat doorpriemen blijft lui platvloers gerijmel dat mijn poëtisch hart niet raakt en bovendien de helft van de clou al verraadt.

Probeer het eens anders, zeg ik dan ieder jaar. Maar dat schijnt hij te vergeten. Wat denk je van “Een handloze herder uit Liempde” suggereer ik. En dan zegt hij “Waar slaat dat nou weer op?” En ik zeg dat er dan een veel beter vervolg in zit. Maar luisteren doet hij niet meer; hij begint te zingen over “De rokenden boer”, over “Dè is de kunst”, of iets anders uit het onverwoestbare repertoire van De Ploegadoers.

Pas onderweg naar huis kreeg ik het uit mijn kop. Misschien is dit de beste versie:

Een handloze herder uit Liempde,
Zonder vrouw of vriendin of zelfs vrienden.
Werd nimmer gekust,
Liet z’n schapen met rust,
Tot zijn zaad in zijn wolbaal ontkiemde.

“Gij kunt munne zak opblaozen”, zou Piet Grilis er direct achteraan zingen. Maar smerig blijft het. Daar komen we de financiële problemen beslist niet mee te boven. En tekenen doe ik het dan ook niet. Maar die ouderwetse fietsen, de touwslagers, de dorsvlegels. Dat was toch wel mooi. Huubke is ook stil geworden. En nu mijmeren we ons huiswaarts. Trug naor de …


1 opmerking:

Anoniem zei

Hee Huub,

Mooie limerick die van de handloze herder uit Liempde.
Leuke tekst ook!!!
Groet,
Jos.