“Tijdperken lang heeft de mens, de sterveling, zich meester gewaand over al wat groeit en bloeit. Maar wijs was de mensheid niet. Ontginning was zijn devies. Kaalslag, vernieling en roofbouw het resultaat. Die tijden zijn voorbij.”
Frank van Beers zat bibberend op zijn voorzitterszetel. Hij speelde zenuwachtig met zijn ambtsketen. Dit klonk allemaal wel héél gewichtig.
“Boomherders zijn wij, wij oude Enten. Schapen worden als hun schaapsherder, en schaapsherders als hun schapen, zegt men; maar langzaam, en geen van beiden is een lang leven beschoren in deze wereld. Het gaat sneller en in sterkere mate met bomen en Enten en wij schrijden tezamen de eeuwen door, schieronsterfelijk als de natuur. Sommigen van mijn soort zien er precies zo uit als bomen en hebben iets groots nodig om hen wakker te schudden; en zij spreken alleen fluisterend. Maar sommige van mijn bomen zijn lenig van ledematen en vele kunnen met mij praten. En helaas is de mensheid in zijn overmoed te ver gegaan. De natuur is ontwaakt, met alle gevolgen van dien.”
Bibberend liet de burgemeester de brief uit zijn handen vallen. Maar onmiddellijk verscheen er een boodschapper, die de brief luid verder declameerde.
“Uit is de ogenschijnlijke rust. Het klimaat is verstoord. Vloedgolven en vuurzeeën bedreigen zelfs het eeuwige leven van mijn volk. Daarom zal het woud oprukken tot de poorten van uw nederzetting en zullen de zaailingen, die niet uit de moederschoot geboren zijn, een einde maken aan uw heerschappij …”
Ook de boodschapper was nu doodsbleek en beefde van angst. “Leugenaar”, wilde de burgervader woedend roepen, maar hij schrok wakker van zijn eigen stem. Gelukkig had niemand hem gehoord. Hij depte met een schone zakdoek de zweetdruppeltjes van zijn voorhoofd, legde de verspreide paparassen keurig terug op zijn bureau en belde zijn secretaresse. Ze had iets van Lady Macbeth, met haar rode haren, maar hij moest beslist niet meer zo veel literatuur lezen. “Zet Het Groene woud nog maar eens op de agenda”, zei hij. “Uitbreiden zal niet meer gaan, in het volgende decennium. De natuur gaat voor. En de A2 en de spoorlijn zijn ook gegevens waar we niet omheen kunnen.”
Ook de boodschapper was nu doodsbleek en beefde van angst. “Leugenaar”, wilde de burgervader woedend roepen, maar hij schrok wakker van zijn eigen stem. Gelukkig had niemand hem gehoord. Hij depte met een schone zakdoek de zweetdruppeltjes van zijn voorhoofd, legde de verspreide paparassen keurig terug op zijn bureau en belde zijn secretaresse. Ze had iets van Lady Macbeth, met haar rode haren, maar hij moest beslist niet meer zo veel literatuur lezen. “Zet Het Groene woud nog maar eens op de agenda”, zei hij. “Uitbreiden zal niet meer gaan, in het volgende decennium. De natuur gaat voor. En de A2 en de spoorlijn zijn ook gegevens waar we niet omheen kunnen.”
Met dank voor de bereidwillige medewerking aan Iacob van Meurs, John Ronald Reuel Tolkien en William Shakespeare.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten