Met allebei een mooie kroon op ons hoofd, die we gelukkig nog voor volgende week kunnen gebruiken, en gehuld in een keistampersuniform inclusief inkijk ter achterzijde en met een tegelklopper, een hanggrondstamper, een sirene en een ratel togen wij die middag naar Grand Café Rembrandt waar de wedstrijd gespeeld werd. Jammer genoeg moesten we de attributen in de garderobe achterlaten. Maar wat was het een indrukwekkende wedstrijd. We hadden ons bijna als lid aangemeld.
Er werd gespeeld in de bovenzaal en het was er muisstil. Als iemand kuchte, werd hij door de scheidsrechter al kwaad aangekeken. En er liepen gelukkig allerlei deskundigen rond die ons snel meenamen naar de bar beneden en ons duidelijk maakten dat Dubbelschaak de wedstrijd dik zou gaan winnen, maar dat dat niet betekende dat wij WC-papier door de speelzaal mochten gooien.
En toen kregen we een plan. Little Marc kende een plaatselijke landbouwer die een grote platte kar in bezit heeft. En nu zelfs boeren een gsm hebben, was het zo geregeld. De kar werd gereserveerd. De boer zou hem zelf tussen vijf en zes komen brengen, want dan verwachtten de deskundigen dat de wedstrijd wel op z’n einde zou lopen. We zouden met de schakers regelen dat ze die de kar, na de festiviteiten, weer terug zouden brengen.
Daarna zetten wij ons aan de bar en bestelden op verdacht al vast een consumptie om de overwinning te vieren. Ongeveer tezelfdertijd bereikten ons echter zorgelijke berichten van de bovenverdieping. Huubke’s neef, die aanvankelijk heel goed stond, had een pion weggegeven. “Wat maakt dat nou uit”, riepen wij nog, maar de deskundigen konden er niet mee lachen al hadden ze nog steeds de indruk dat de wedstrijd dik zou worden gewonnen. Een half uurtje en nog een kleintje pils later werd ons verteld dat de eerste bordspeler materiaal had geofferd voor de aanval, maar dat de compensatie niet duidelijk was. Ook dat snapten we niet. Maar toen kort daarop een treurende menigte de trap af kwam omdat de achtste bordspeler in plaats van mat te geven zijn dame had weggegeven, drong het tot ons door dat de wedstrijd niet naar wens verliep. Even later stond het ineens 3-3.
Het moet gezegd dat zowel de spelers die al klaar waren, als de supporters zich keurig gedroegen. Ze boden hun tegenstanders een drankje aan en pakten er in het café een schaakbord bij om nog eens te kijken hoe de partij was verlopen. Dat bleken ze te hebben opgeschreven. En zo leerden we bovendien dat de dame hetzelfde is als de koningin en zelfs wij snappen dat je die niet zo maar kunt laten pakken. Dat zou het volk nooit goedkeuren.
Het werd uiteindelijk 4-4 en de tegenstander was daarmee kampioen. Gelukkig bleven de heren schakers onberispelijk keurig. Ze boden hun tegenstanders nog een biertje aan en ze dronken uit grote glazen die ze Amsterdammertjes noemden. Niet één, geen twee, nee zelfs geen drie glazen. Ze namen er één op de tegenstander, één op hun kampioenschap, eentje op de nieuwe kansen in het volgend jaar, eentje voor de gezelligheid, nog een paar zo maar en nog één omdat iemand nog geen rondje had gegeven en aan de beurt was. En dat alles in een half uurtje tijd.
Nee, de platte wagen was geen probleem, die zou iemand wel aan z’n trekhaak hangen en of we er ook nog eentje lusten. De teleurstelling moest toch verwerkt worden. En terwijl de tegenstanders al lang waren vertrokken, werd de deceptie groter en groter.
Wij konden die gasten echt niet bijhouden en wilden het niet eens proberen. Huubke’s neef viel al bijna van een barkruk, maar beweerde dat gevarieerd drinken minstens zo belangrijk was als gezond eten en bestelde tussendoor droge sherry, witte wijn, jenever, rode wijn, whisky – doe maar een dubbele – om daarna toch maar weer op de Amsterdammers over te stappen. Twee andere schakers gingen bijna met elkaar op de vuist wegens de aandelenkoersen. Een vierde begon schaakstukken door de zaak te gooien en even later sneuvelde er zelfs een bord.
Met pisvlekken in de pijpen van hun keurige maatpantalons en meurend naar tabak, drank en stront verlieten de spelers diep in de nacht het lokaal. Eén van hen had, met dank aan De Helaasheid der Dingen van Dimitri Verhulst, zelfs een ringbaardje van gedroogde kots aan z’n kin. En zingen! Liederen zo vulgair dat zelfs wij frontsoldaten het schaamrood naar onze kaken voelden stijgen. En alles wat de heren voor de voeten kwam werd kort en klein geslagen. Het heerschap met de trekhaak wilde de kar niet meer thuisbrengen - omdat hij had gedronken -, maar hij stapte wel gewoon in, want met de auto kon hij niet vallen.
Toen hebben we met een paar overgebleven supporters de kar maar terug naar de boerderij geduwd. Gelukkig begon het regenen en zo raakten we onderweg de ergste stank kwijt. Wat een sport! We hebben ons toch maar niet aangemeld.
Schakers die de cartoon willen downloaden voor hun partijenarchief kunnen hier klikken.
1 opmerking:
Huubke, Marc, Goed bezig jongens, Erg grappig.
Huub, zo goed?
Een reactie posten